Us Buorman #5
Tööstuse 99, Tallinn, is voor vier dagen ons adres en uitvalsbasis. (We hebben het nagevraagd: de dubbele ö spreek je uit als een lange eu. Dus onze bus, de Pöök is gelukkig geen Poek of Paak)
De betönkölös, waarin ons appartement is gevestigd, is een halfuur lopen of een busrit van tien minuten verwijderd van het centrum. Twee deuren met stevige sloten scheiden het appartement van de rest van het naar betonrot geurende gebouw.
‘Van alle gemakken voorzien’, is een optimistische beschrijving van deze studio. Een hoogslaper maakt nog wat oppervlakte vrij en dat is geen overbodige luxe. Een goeie matras op die hoogslaper was misschien ook niet geheel overbodig geweest. Beurtelings liggen we ons deze nachten een houten rug. Het keukentje is ingericht met een koelkast en een gasplaat die ruimte biedt voor twee pannen. Afwassen kan in een klein wasbakje. Douchen kan in bad. Badderen is echter niet aanbevolen. De geiser biedt slechts anderhalve warme douchebeurt, laat staan dat er een half bad met warm water kan worden gevuld.
Maar de titel van de Airnb advertentie luidt Cozy appartment. En knus is het wel degelijk. En het heeft Wifi. Hoe kan het ook anders in E-stonia.
We hadden onszelf vooraf een aantal opdrachten gegeven. We wilden ús buorman (onze buurman) ontmoeten, het e-burgerschap van Estland verkrijgen en de stad leren kennen. Zonder slag of stoot verliep deze queeste niet. Tallinn liet zich niet zo makkelijk verleiden.
Laten we beginnen met onze verkenningstochten door de stad. De oude binnenstad is prachtig, werkelijk waar, met het best bewaarde middeleeuws centrum van Europa. Je waant je met een beetje fantasie in Game of Thrones’ Kings Landing. We kunnen daar nog wel veel meer over vertellen, maar u kunt het zelf in tien seconden googlen. Het klinkt misschien wat stom, maar we zijn misschien wat blasé geworden of stedenmoe. Na o.a. Warschau en Riga, voelde het als het volgende openluchtmuseum, hoe schitterend ook. De selfie-toerist maakt hier overuren om alle mooie gebouwen inclusief hunzelf digitaal te vangen. Live via FB of Instagram, met een betoverend uitzicht op de achtergrond, tonen mensen zich aan het jaloerse thuisfront. We kunnen daar laatdunkend over doen, maar in feite maken we ons daar net zo schuldig aan en vermoedelijk zouden mensen twee eeuwen geleden, als ze de kans hadden gehad, precies hetzelfde hebben gedaan. Het is de – misschien wel onbewuste – wens om zichzelf te vereeuwigen samen met de pracht en praal die de menselijke beschaving heeft voortgebracht; om daar op één of andere manier deel van uit te maken.
De camera blijft bij ons even uit. Mooie binnensteden immers al genoeg op de harde schijf. Bovendien begint het de eerste dag keihard te plenzen, halverwege de middag. Tot nu toe was deze reis zonovergoten. Minder leuk als je dertien uur in de auto zit, maar verder een genot, natuurlijk. De dag hiervoor hebben we ons Pöökje geparkeerd op één van de vele natuurcampings in Estland.
Ze zijn fantastisch. Midden in de natuur kun je je tentje opzetten of je camper parkeren en gebruik maken van de faciliteiten. Er zijn een aantal brandhaarden (met gril), primitieve wc hokjes, vuilnisbakken en korven vol houtblokken. Kosten? Nul euro.
De Esten zijn dan ook echt een volkje van het buitenleven: kamperen, sporten, jagen, barbecueën of met een mand de bossen in op zoek naar besjes. Prachtige natuur is er in elk geval in overvloed.
De zomers worden echt gevierd na weer een stevige winter.
Misschien is dat wel de reden dat het in Tallinn zelf, vrij rustig is. Een bruisende stad kun je het nauwelijks noemen, buiten de hordes internationale toeristen in de binnenstad. In Leeuwarden of Amsterdam vliegt men met een beetje zonnestralen massaal de terrassen op, maar hier in Tallinn (dat je qua grootte ergens tussen de twee voorgenoemde steden in kan plaatsen) worden de terrassen in het centrum vooral bevolkt door stevig indrinkende Finnen en Britten. De stad doet het goed als decor voor vrijgezellenfeestjes.
De Tallinners zelf houden zich wat meer op buiten het oude centrum, zoals op het oud-industriële terrein van de wijk Kalemaja, waar je wat meer het alternatieve jongvolk tegen het lijf kan lopen. Maar zelfs daar is op de momenten dat wij er neerstrijken niet veel leven in de brouwerij. Het lijkt alsof de halve stad is uitgevlogen naar strand of bos.
Wat we sowieso al snel opmerken is dat Estse burgers over het algemeen vrij ingetogen zijn. Qua voorkomen hebben ze iets Scandinavisch. De typische Est heeft blond haar, is vrij lang, gespierd (ook de vrouwen) en hebben ronde maar veelal uitgestreken gezichten. Eén van onze buren voldoet minder aan deze omschrijving. Klein, kaalgeschoren, een zwart baardje en aan zijn zijde een grote harige wolfshond. Misschien is hij dan ook wel een Rus. (Dat is zo’n 40 % van de bevolking) We zullen het nooit weten, want de keren dat we hem tegen komen reageert hij niet op onze begroetingen.
Hi, hello, dobre djenn of zelfs het Estse tere kan niet op een antwoord rekenen. Een snuif van de wolfshond is de enige reactie, die we krijgen. Van de dikke buorfrou van beneden hoeven we evenmin wat te verwachten. Ik steek mijn hand op, maar stoïcijns keert ze ons de rug toe en wendt zich tot het strijkwerk. Nog een tal keren zullen we mee maken dat mensen gewoonweg je begroeting negeren en strak voor zich uit blijven kijken. Daar staat tegenover dat de eerste Est die we spraken op de natuurcamping juist heel joviaal was; hartelijk en vrijgevig. Lourens moest nog tegen heug en meug uit beleefdheid nog een blikje lokale vis wegknagen, dat hij speciaal aan hem gaf om te proeven. Of deze man was de uitzondering op de regel, of de Est is meer zichzelf in de natuur.
Van Bettina, (ook al zo’n etnische allegaar van Joods, Russisch en Ests bloed) die werkzaam is als gemeenteraadslid van Tallinn, leren we dat de bevolkingsgroepen heel gesegregeerd leven. Russen spreken Russisch, gaan naar Russische scholen en kijken Russische tv. Esten naar Estse scholen, enz. Daardoor komen ze dus ook weinig met elkaar in contact. Bettina is dan ook nog een keer Joods en ging naar Joodse scholen. Haar situatie is dus nog eens extra complex. Historisch gezien bestaat er in Estland bij een toch vrij grote groep de zienswijze dat de nazi’s in de 2e wereldoorlog de bevrijders waren van de communistische bezetter. Vanuit Ests perspectief ook niet een gekke gedachte.
Van origine werden de Baltische staten sinds de middeleeuwen ook bestierd door Duitse edelen. Duitsers waren dus niet onbekend. De Sovjets waren de ongewenste overheerser. Dat heeft wel als gevolg dat extreemrechtse sympathieën en antisemitisme hier wel, tot in het parlement, een bodem vinden. De Estse Wilders is bijvoorbeeld een notoire Holocaustontkenner. Asielzoekers zijn hier (net als in Polen en de andere Baltische staten) niet bepaald welkom, zelfs niet in kleine aantallen. Men gelooft veelal oprecht ook niet dat die mensen hier zouden kunnen aarden of dat er werk voorhanden is. En daar kan ik me enigszins wat bij voorstellen. Al was het alleen al omdat Estland een echt varkensvleesland is.
Toch is het verontrustend dat men verkiest zo op eilandjes te leven. Ook binnen het land. Op de lange duur moet dat toch problemen gaan opleveren, zou je zeggen.
Die geslotenheid staat eigenlijk haaks op het E-burgerschap, dat het land aanbiedt. Het is het eerste land ter wereld dat zoiets heeft ingesteld. Mensen over de hele wereld kunnen het aanvragen en daarmee toegang krijgen tot de Estse en Europese markt met hun (digitale) startups.
Het was dit E-burgerschap dat de trigger vormde van onze reis. Het is een soort blik op de toekomst, waar we meer over wilden weten. Een volle ochtend hebben we gereserveerd om mijn E-burgerschap te regelen. De praktijk is vooralsnog voor mij minder spannend dan het idee zelf.
De ochtend bestaat voornamelijk uit wachten en het verhaal van het kastje naar de muur. De muur bleek voorlopig ook echt een muur. Door een misverstand, waar ik in mijn onhandigheid ongetwijfeld zelf debet aan ben, waren we op het verkeerde moment op de verkeerde plek. Ik wilde mijn vingerafdrukken achterlaten, nu ik nog in Estland was, maar dat kan pas bij uitgifte, bij een ander stadskantoor. Aangezien wij dan niet meer in het land zijn, moet ik de papieren op laten sturen naar de Estse ambassade in Den Haag en kan ik daar mijn duimpje in de inkt dopen. Heerlijk om te zien dat de bureaucratie hier net als in Nederland op volle toeren draait.
Wat ik uiteindelijk nu kan met mijn Ests digitaal burgerschap is nog wat onzeker. Iets als een IT-bedrijfje opzetten staat nou niet bepaald op mijn bucketlist. Maar wie weet ga ik in de toekomst mijn voordeel er nog mee doen. Wat vaststaat is dat Estland in vele opzichten West-Europa voorbij streeft en spot met het Oostblokvooroordeel dat velen hebben. Hier wordt het ondernemersklimaat veel meer ondersteund en gestimuleerd dan bij ons en daar speelt o.a. het e-burgerschap en de digitalisering van de overheid een rol in. Het is met recht een supermodern Europees land van de 21ste eeuw, waar wij nog wel een ding of twee van kunnen leren.
Via Instagram kom ik in contact met Dennis, een Nederlander die vlak buiten Amsterdam woont. Hij is gelijktijdig met ons in Estland, alleen is hij er al wat langer. Twee maanden duurde zijn verblijf maar liefst en hij denkt er sterk over om het gejaagde en weinig duurzame Nederland te verruilen voor het schone en moderne Estland. Op de vraag wat voor hem de grootste reden is, antwoordt hij: “In Nederland zijn de mensen teveel bezig met werken en geld verdienen om alles maar te kunnen betalen. In Estland leeft men net een stapje trager.” Dennis is mij al een stap voor met het E-burgerschap – dat hij al in the pocket heeft – en ziet heel veel voordelen in het leven in Estland t.o.v. Nederland. Niet alleen in werk, maar ook voor zijn gezondheid. Als ik hem spreek over de telefoon, constateert hij dat hij – na een week – Nederland al weer voelt in zijn longen. Dennis’ vertrek gaat niet over één dag ijs. In oktober gaat hij weer voor een tijdje. Als hij een duur appartement in hartje Amsterdam had gehad, dan was het waarschijnlijk een ander verhaal geweest. Dan hadden de schepen misschien al lang in lichterlaaie gestaan.
Ondanks de enthousiaste verhalen van Dennis en alle andere positieve dingen die je kunt opsommen over het moderne Estland, zijn de dagen in Tallinn voor mij de moeilijkste van de reis. Op een middag beken ik aan Lourens dat ik even niet meer zo goed weet waar we nu eigenlijk naar op zoek zijn. De Europese droom? Men is veel te druk met zichzelf. En het idee Europa te groot of te abstract. Het stroeve contact met de mensen hier ervaar ik als pittig. Als zelfs ons buorman ons niet eens gedag wil zeggen… We missen de ingangen, zoals we die in Letland hadden of zoals Dennis die heeft op de gemeenschappelijke workspace in Tallinn. En we lijken even niet bij machte die zelf tot stand te brengen.
In tegenstelling tot Lourens beschouw ik mezelf niet als een heel open persoon en om die houding gespiegeld te zien, valt me zwaar. Soms is de reis mooier dan de bestemming en daar valt in dit geval wel wat voor te zeggen. Ik denk niet dat ik – in tegenstelling tot Dennis – hier zou kunnen aarden, los van alle praktische en emotionele argumenten van werk, familie en vrienden. Maar aan de andere kant moeten we onszelf wel beseffen dat een kleine week in een land een onmogelijke lengte is om een zuiver oordeel te kunnen vellen over een stad en een land, laat staan over een hele bevolking.
De mooiste ontmoeting blijft bewaard voor het laatst als we op de valreep contact weten te leggen met ús Buorman. Nee, niet de kale man met wolfshond, al figureert hij wel even in deze scène.
Het is zeven uur in de ochtend als we al het spul weer in de Pöök hebben geladen en klaar zijn om te vertrekken. Voor het eerst weigert de Pöök echter dienst. We weten gelijk ook de oorzaak. Laten we geen vingers wijzen, maar zijn naam begint in elk geval met een E en eindigt met engroteoekel. Deze figuur heeft de dag ervoor ongeveer vier uur lang de lichten laten branden, met als gevolg dat ons Pöökje nu klinkt als een verkouden zeehond. Na een derde keer is duidelijk dat de Pöök zonder hulp niet in beweging gaat komen. Er is bovendien nog een ander probleem. Aan beide kanten is Pöökje zodanig omringd met auto’s dat het überhaupt de vraag is of we zo makkelijk kunnen wegkomen.
Een voorbijganger. Klein hondje, petje en sigaret (de laatste twee uiteraard toebehorend aan de baas). We besluiten hem aan te spreken en te vragen of hij ons kan helpen. Misschien dat hij een auto en startkabels heeft. Zijn eerste reactie is afwijzend. Half doorlopend mompelt hij tussen zijn sigaret: “No. Wrong car. Not compatible”. De man blijft even stil staan en kijkt met een half oog naar het busje, terwijl het hondje ongeduldig aan de riem trekt. Maar dan: “But I have another car. I can get it.” Hij voegt de daad gelijk bij het woord en rijdt met zijn Mercedes het terrein af om vijf minuten later weer te verschijnen in een toch niet veel minder imposante bolide. Helaas kan hij zijn auto niet op een dusdanige plek neerzetten dat de kabels genoeg lengte hebben om elkaars accu te bereiken. We staan te ingesloten. “That car’s parkink is wronk’, zegt ús schuchtere, maar zeer behulpzame buorman. Hij steekt nog een sigaret op en spreekt de buorman met wolfshond aan, die net voorbij loopt (daar was hij al!), wijzend naar de auto achter de Pöök. Deze haalt zijn schouders op en ze wisselen een paar onverstaanbare woorden van buorman tot buorman. Terwijl we gade worden geslagen door de dikke buorfrou van onderen geeft buorman met petje ons een update van de situatie. Hij heeft de politie gebeld over de wronk parkink en die bellen de eigenaar. Hij moet nu zijn kinderen naar de crèche brengen en komt straks weer terug om ons busje alsnog op gang te brengen.
En zo gezegd, zo gedaan. Niet veel later komt een chagrijnige vrouw naar buiten om haar auto te verplaatsen, tegensputterend dat het vooral toch ons busje was, die verkeerd stond. En nog eens tien minuten later is daar de held van de dag weer. Zijn vrouw blijft een eindje verderop staan en rookt nerveus een sigaret terwijl hij behendig zijn auto voor die van ons manoeuvreert en de startkabels bevestigt. Weldra ronkt het bekende Pöök geluid weer en zijn we vrij om te gaan. Niet voordat we onze buorman, die Valentin heet, uitvoerig hebben bedankt. Wat verlegen en onhandig ondergaat hij de loftuitingen en neemt hij een pak stroopwafels in ontvangst (het beste cadeau voorhanden).
We laten de uitleg maar achterwege dat we vooral heel gelukkig zijn dat we ús buorman hebben mogen ontmoeten en dat hij in feite het doel was van onze reis.
Dit was uiteraard ook volledig mijn bedoeling toen ik de Pöök moedwillig saboteerde. Natuurlijk!
Een klein kwartiertje rijden we Tallinn uit met een grote glimlach op het gezicht. Wie weet komen we hier ooit nog terug. Ikzelf dan als een echte Estse E-burger, want op mijn mail lees ik dat mijn applicatie is goedgekeurd. Eerst maar weer huiswaarts. Nog 2500km to go.