Us Buorman #6

The long way home

Nadat ús buorman de Pöök weer heeft aan geslingerd (zie vorige blog) en nog wat beduusd kijkt naar het zakje stroopwafels dat we hem in zijn handen hebben geduwd, begint iets later dan gepland de lange weg terug naar huis. We hebben besloten dat we nog iets bijzonders willen zien van Estland, voordat we het land verlaten. De keuze valt op de Kakerdaja Bogs. Het is een moerasgebied met ronde, pikzwarte plassen die wel tien meter diep kunnen zijn. Volgens de legende werden hier in vroeger tijden mensenoffers gebracht. In de grootste plas van dit imposante natuurgebied, dat doet denken aan een decor van Lord of the Rings, besluit ik te gaan zwemmen. Geen knoestige armen die me van onderen naar beneden trekken, gelukkig. Lourens heeft echter voor de rest van de dag wel te dealen met een stinkend moerasmonster naast hem op deze kneiter van een reisdag.

We laten het moeras, de doden en Estland achter ons en begeven ons weer met klotsende oksels over de snelwegen van Letland. Het is het land met de meeste verkeersslachtoffers per hoofd van de bevolking van Europa. En als je er rijdt, snap je snel genoeg waarom. Vierbaanswegen zijn er nauwelijks en de tweebaanswegen zitten vol kuilen en bobbels en worden gerust gebruikt als driebaanswegen. Met afgrijzen zien we soms net een auto tussen twee elkaar passerende vrachtwagens glippen. Een goeie grap over de staat van de Letse wegen is deze: Hoe kun je zien of een Let dronken achter het stuur zit? Hij rijdt recht. Een nuchter persoon is namelijk druk bezig met het zoeken van een zo gunstig mogelijk spoor zonder hobbels.

Ook in Letland hebben we nog wat op ons verlanglijstje staan en dat is de verlaten Sovjetbasis bij het dorpje Skrunda. Daarvoor ruilen we de slechte wegen rond Riga in voor de nog veel slechtere wegen in West-Letland. Skrunda-1, zoals de basis heet, maakt de helse rit meer dan goed. We voelen ons als twee kinderen in een snoepwinkel en verkennen de verlaten gebouwen één voor één. Een gymzaal, een klaslokaal, een gevangenis, woonhuizen en ga zo maar door. Hier woonden en werkten ooit zo’n vierduizend mensen. Militairen voornamelijk. Het is een raar idee dat dertig jaar geleden deze plek nog vol leven was. Kinderen gingen er naar school, er werd gesport, gefeest en op zes september 1991, bevonden deze mensen zich opeens in een ander land: het vrije Letland.
IJlings vertrokken de militairen met hun gezinnen. Een klein groepje bleef achter, tot in 1998 de laatste radarinstallatie werd ontmanteld en ook zij terugkeerden naar Rusland.

Tegenwoordig is Skrunda-1 een spookstad. Wind, vogels en onkruid zijn hier nu de baas. Wij zijn vandaag slechts twee gelukkige passanten. Zo blij als we zijn en eager om elk plekje te verkennen, vergeten we bijna de tijd. Het zal snel donker worden en dan is Skrunda-1 misschien een iets minder leuke plek om te zijn.
De zon valt als een baksteen van de horizon, terwijl wij proberen nog voor middernacht de grens met Litouwen te halen. De weg die Google Maps voor ons heeft uitgestippeld blijkt na een aantal kilometers geen weg meer te zijn volgens onze standaard. Een zand- of grindpad is een betere benaming. Zonder een idee van wanneer er nog een normale weg opdoemt (als die er überhaupt nog komt), kachelt en hobbelt Pöökje met een gang van 20 km per uur in een van God verlaten streek. Terugkijkend is dit misschien wel één van de meest bijzondere momenten van de reis. Zie het volgende beeld voor je: een oranje-gele ambulance rijdt over een bruin grindpad met achter zich een enorm stofspoor, om zich heen niks dan bos of kale weilanden en hier en daar een verlaten half ingestorte jagershut. Boven hen een donkerblauwe avondhemel met pastelkleurige slierten als echo van een zonnige dag.

In het busje zitten twee vermoeide, door elkaar geschudde en ernstig kijkende reizigers, die de horizon afspeuren op normale wegen of iets anders dat kan duiden op beschaving. Zet het nummer ‘Far from any road’ van The Handsome Family op en je hebt een goed idee van de situatie.

Het is fascinerend om te zien dat in een Europa zonder grenzen, de grensgebieden in elk land een soort van raar niemandsland vormen. Dat begint al in Oost-Groningen waar vele huizenbezitters rond de grens de oversteek hebben gemaakt naar de Duitse buren of dat van plan zijn te doen vanwege de financiële voordelen aan de andere kant van het lijntje. Met het grensland in Oost-Duitsland hadden we deze reis ook al kennis gemaakt en dat stemde – zacht gezegd – niet echt vrolijk. Werkloosheid, verpaupering, leegstand en een wegtrekkend jonger deel van de bevolking zorgen ervoor dat het gebied in een vicieuze cirkel is beland die maar moeilijk kan worden doorbroken.

Sterker nog, de situatie doet veel mensen zelfs terug verlangen naar de tijd van de DDR, toen de staat zich nog ontfermde over iedereen. Over de grens met Polen roepen enorme billboards ons op tot het bezoeken van één van de vele nacht- en stripclubs, truckers bars en casino’s die sinds jaar en dag hier hun tenten hebben opgezet. Of er nu een grens ligt of niet, prostitutie en aanverwante zaken zijn alom aanwezig.

Kortom, deze gebieden zijn meestal niet de meest florissante plekken die een land te bieden heeft. De strook niemandsland die wij doorkruisen in Letland slaat alles. Er is gewoon niets. Kilometers en kilometers niets. De wegen, de bebouwing, alles houdt hier op. Tot er plotseling na het passeren van een paar werkloze douanehuisjes weer een weg en een nieuw land begint. Geroosterd en geradbraakt stappen we een tiental kilometers verder uit de Pöök om een portie welverdiende slaap op te doen in een Litouws motel.

De tweede reisdag op rij moet ons in de buurt brengen van ons volgende reisdoel: Berlijn. Daarvoor moeten we in één dag Litouwen uit en vervolgens heel Polen in één dag oversteken. Veel meer valt daar eigenlijk niet over te vertellen dan dat we dat ook gedaan hebben. En niemand snel zullen toewensen. Vooral de tocht door Oost-Polen. Vanaf Warschau rijden we weer op normale wegen, die we wel zouden kunnen kussen. Het is vanaf hier vooral zaak om de kop er bij te houden achter het stuur op de lange eentonige stukken snelweg. Zeker met de intense moeheid, die we allebei voelen. We rijden om beurten zodat de ander even kan wegdommelen. De muziek blijft alleen wel op vol volume.

Als we rond middernacht de grens met Duitsland passeren nemen we geeneens de moeite om een fatsoenlijke slaapplaats te regelen. We rijden de snelweg af en vinden ergens een parkeerplaats aan de rand van een uitstrekt bos.
’s Morgens vroeg worden we gewekt door het blaffen van tientallen honden tegelijk. We blijken naast een kennel te staan. Prima wekker, want we wilden toch al snel door naar Berlijn. In twee dagen hebben we 1400 kilometer afgelegd en zijn we Berlijn tot op zo’n 70 kilometer genaderd. Het laatste stuk is voor onze begrippen in een poep en een scheet gereden. Berlijn zal één van de laatste haltes worden van deze trip. Vier dagen hebben we gereserveerd om in deze misschien wel invloedrijkste stad van Europa te verblijven.

Berlijn: Europese droomstad of multiculturele breuklijn

Voor Lourens is het een weerzien, voor mij een eerste kennismaking met het immens grote Berlijn. De term immens groot is natuurlijk relatief. Voor mij was Leeuwarden al een reuzenstad toen ik als jongetje uit een klein Fries dorp werd meegenomen naar de oude veemarkt. Op school bezochten we achtereenvolgens Amsterdam en Parijs, waarbij de laatste de eerste als een dorp deed verbleken. Later zou ik nog steden als Moskou en Bangkok bezoeken. Steden die je hoofd doen duizelen, zo groot, massaal en zoveel prikkels. Lourens en ik mijmeren onderweg veel over de plekken die we hebben gezien of de reizen die we nog willen gaan maken. We doen raadspelletjes over de inwonertallen en welke stad de grootste van het land, het continent of de wereld is. Het antwoord is, in tegenstelling tot vroeger, altijd bij de hand in de vorm van een smartphone.

De grootste stad ter wereld? Kom op, wie durft? Is het Mexico-stad, Manilla of Tokio? (Tromgeroffel) Het is Guanghzou! Met ruim 48 miljoen mensen in de hele agglomeratie. (stilte voor verbazing) En nee, die hadden wij ook niet goed. Het is in elk geval een stad waarvan ik niet precies de uitspraak weet en die zeker weten niet in ons stedenkwartet zat dat we vroeger thuis altijd speelden en waarvan ik de plaatjes nog altijd kan dromen. Goed, alles is dus relatief wilde ik maar zeggen en in vergelijking met Guangzhou is Berlijn – toch de grootste stad qua inwoners van de Europese Unie – een overzichtelijk provinciestadje. En het is in feite ook aardig overzichtelijk, want het metronet maakt het heel simpel om in relatief korte tijd van de ene hoek naar de andere te reizen.
Zo steken we het ene moment ons hoofd boven de grond en zijn we omringd door statige monumentale gebouwen: kathedralen, musea en theaters om vervolgens als een mol weer onder de grond te duiken en weer tevoorschijn te komen in een typische Berlijnse stadswijk als Friedrichshain of Kreuzberg. Elk deel heeft zo z’n eigen kleur, zijn eigen charme of soms juist z’n donkere kanten.
In de buurt van de Brandenburger Tor, waar ook veel ambassades en Joodse gebouwen en monumenten zijn gevestigd, is naast overdadig veel toerisme ook veel aanwezigheid van politiemensen die nerveus om zich heen kijken. De aanslag in Barcelona is net achter de rug en je voelt een extra spanning. Of misschien is het onze eigen projectie. Niet dat we ons onveilig voelen. Daarvoor zijn we allebei te nuchter. We liepen vele malen meer risico op – pak ‘m beet – de Letse snelwegen, maar dat neemt niet weg dat ondanks die relativering het bericht van weer zo’n aanslag toch impact op je heeft. Het verandert je perspectief op de dingen die je waarneemt. We lopen bijvoorbeeld langs het Islamitisch vrijdaggebed in een multi-etnische wijk. Je zou willen weten wat de imam zegt, of hij het er überhaupt over heeft. De dienst trekt in elk geval veel bezoekers, die tot op de straat staan te luisteren. Een taxichauffeur heeft zijn auto half op de stoep gezet en probeert nog wat van de preek mee te krijgen. Op het moment dat onze ogen kruisen kijkt hij me aan met een blik die me vertelt dat dit niet mijn zaken zijn.

Berlijn is een smeltkroes van culturen. Als we over een markt lopen in de wijk Neukölln kunnen we binnen tien seconden, tien verschillende talen opvangen. Boerka’s, rastakapsels, tulbanden, Boliviaanse hoedjes, bloemetjesjurken, punkers, hippies, gothics, een hoop straatmuzikanten uit alle hoeken van de wereld en een Masaikrijger (verkleed, neem ik aan) komen we allemaal op één plek tegen. Je ziet ook veel gemengde koppeltjes en gays en lesbians die hand in hand lopen. Het is een plek waar we beiden heel gelukkig van worden; een klein stukje Utopia, waarin iedereen elkaar respecteert ongeacht ras, geloof, sekse en geaardheid. Ogenschijnlijk.

Maar het kost helaas niet veel fantasie om voor te stellen dat hier in Berlijn ook zomaar een terroristische aanslag zou kunnen plaatsvinden. Sterker nog, het is natuurlijk al gebeurd tijdens een kerstmarkt in 2016, toen een vrachtwagen inreed op een menigte; een inmiddels bekend en gevreesd scenario. De dagen in Berlijn worden voor ons wel een beetje getekend door de wereldse gebeurtenissen. Want ook het drama in Charlottesville en de hele nasleep van een president die neonazisme, racisme en antisemitisme niet onvoorwaardelijk veroordeelt, gonst nog na.

Tijdens ons verblijf marcheren ook hier na zoveel jaren weer nazi’s door de straten. Onbegrijpelijk maar waar. Ok, het zijn er niet veel en ze worden uitgekotst en beschimpt door een overgrote meerderheid.

Ik heb het eerder in deze blogs al eens gehad over historisch besef. In Berlijn is die historie nooit ver weg. Geen land dat zo schuldbewust omgaat met zijn nalatenschap. Als een blijvende waarschuwing staan er her en der nog stukken muur overeind, of zijn er lijnen over straat getrokken om je te herinneren aan de krankzinnige situatie van de gespleten stad die het tientallen jaren was.
Daarnaast zijn er veel monumenten, musea en documentatiecentra die de waanzin van de tweede wereldoorlog tonen aan eenieder die het wil zien.

Ikzelf hou het niet droog bij het zien van een stuk muur en een wandeling door het holocaust monument doet mijn maag zowat omkeren. Maar tegelijkertijd zie ik ook op deze plekken overal lachende selfiemakers, die graag samen met een acteur in een Oost-Duits militair kostuum op de foto willen bij Checkpoint Charlie of bevallig poseren op één van de zuilen van het holocaustmonument. Dat is waar mijn hoofd van op tilt slaat. Dat kinderen daar verstoppertje spelen of gillend door de paden rennen snap ik nog wel. Ze zijn nog kind! Nog niet belast met verhalen en beelden van haat en verderf. Maar volwassen mensen die niet de moeite nemen om zich écht even te openen en te beseffen wat de betekenis is van zo’n monument of kunstwerk gaan totaal voorbij aan het nut van dit soort plekken. Die onverschilligheid en onwetendheid vind ik misschien wel enger dan honderd verklede kale mafkezen die door de straten marcheren en hersenloze poep uitkramen. Want het is juist die onverschilligheid die ruimte biedt voor de geschiedenis om zich te herhalen.

De Joods Berlijner fotograaf Shahak Shapiro moet ongeveer hetzelfde hebben gedacht toen hij zijn project Yolocaust opstartte. (yolo = populaire jongerentaal: you only live once) Hij verzamelde foto’s van poserende mensen bij het holocaustmonument en fotoshopte ze zodanig dat een blijmoedige selfiemaker tientallen uitgemergelde concentratiekampbewoners achter zich kreeg. Of een vrouw die het een goed idee vond om yoga te doen op deze plek, bevond zich nu bovenop een berg beenderen. Snoeihard, maar wel heel goed. Dit gaat niet over dat die mensen slecht zijn, het gaat over hoe we herdenken, herinneren en kijken naar iets wat niet gelijk één op één duidelijk is waar je naar kijkt.

De dagen Berlijn vliegen om. Net als de hele reis, eigenlijk. Bijna drie weken terug waren we nog in Hamburg. Het lijkt slechts een paar dagen. Wel zijn we allebei moe. We zitten tot onze kruin vol met indrukken en ervaringen. Voorzichtig beginnen we al terug te kijken en alle magische momenten te benoemen en de plekken waarnaar we zeker weer terug zullen keren. Ook kijken we vooruit naar het verwerken van al die ervaring en materiaal tot een theatrale (video) installatie. Pöökje zal spoedig weer een nieuwe transformatie ondergaan.
Eén van de laatste beelden die we schieten is van het oude olympisch dorp, even buiten Berlijn.

In 1936 was Nazi-Duitsland de gastheer voor het grootste internationale feestje. Een paar jaar later stond de wereld in brand. Nu lopen wij wederom op de ruïnes van een ideologie. De plek waar ooit Jesse Owens zich voorbereidde voor zijn gouden hardlooprace die Hitler het nodige chagrijn bezorgde. Na een paar uur zijn we veel beeldmateriaal rijker van dit verlaten en verborgen dorp. Samen met talloze schrammen en muggenbulten.

Die avond proosten we op de laatste avond van de reis en een veilige tocht naar huis. Auf wiedersehen, Berlin.